1. Inspiraties en ontstaansverhalen
De prehistorie is altijd een bron van fascinatie voor me geweest. In de geschiedenisboeken op school werd er al zo mysterieus over geschreven, als een verloren tijd waar we maar weinig van weten. Bovendien was het gek hoe deze periode honderdduizenden jaren duurde, maar in een schoolboek over de hele geschiedenis slechts een paar pagina's kreeg. Alle periodes daarna kregen veel meer aandacht. Dit raakt aan de kern van wat de oertijd zo bijzonder maakt. Vanaf een gegeven moment liepen er mensen op deze aardbol rond die even slim waren als wij en even levendig de wereld ervaarden; maar ze hebben bijna niets aan sporen achtergelaten.
In de teaser voor de film verbeeldde ik mijn verwondering over de prehistorie
Dit bleef lange tijd op de achtergrond tussen vele andere interesses, tot ik drie jaar geleden binnen korte tijd een paar dingen zag die me tot het idee voor De Poten van de Bizon brachten. Eerst las ik Sapiens van Yuval Noah Harari. Een heel bekend boek dat het verhaal vertelt van de mens, van de aap tot de atoombom. Het eerste hoofdstuk voedde mateloos mijn nieuwsgierigheid. Harari schetst het jagers-verzamelaarsverleden als een wilde, onontdekte tijd waarin veel meer is gebeurd dan we ons ooit kunnen voorstellen. Hoewel archeologen al 200 jaar graven naar dit verleden en de onderzoekstechnieken steeds beter worden missen we nog altijd het grootste deel van de puzzelstukken. En sommige stukken zijn voor altijd verloren. Ik moest en zou meer te weten komen over de prehistorie.
Ik zag vervolgens de ijzersterke documentaire The Cave of Forgotten Dreams (2010) van de Duitse filmmaker Werner Herzog. Deze film gaf mij een samengestelde indruk: we kunnen ons nauwelijks inbeelden hoe lang de prehistorie heeft geduurd en hoeveel ervan is verloren, maar soms is er keihard bewijs van mensen die hebben geleefd, die de wereld even kleurig en levendig ervaarden als wij. Herzog kreeg voor deze film unieke toestemming van het Franse Ministerie voor Cultuur om opnames te maken in de Chauvet grot in Zuid-Frankrijk. Deze grot is pas in 1991 ontdekt, in onaangetaste toestand, en bevat honderden spectaculaire dierentekeningen. De locatie werd meteen voor het publiek afgesloten om de problemen van aantasting te voorkomen die ontstonden bij de beroemde Lascaux-grot.
De documentaire bevat niet alleen prachtige beelden van de kunstwerken (sommige 30.000 jaar oud of meer) maar geeft de kijker ook veel stof tot nadenken. Onder begeleiding van dromerige muziek reflecteert Herzog op wat we zien, op de verloren wereld waarin de kunstenaars leefden, en op de ongelofelijke dingen die de wetenschappers hebben ontdekt. Zo zegt hij in zijn iconische voice over: "…there are figures of animals overlapping with each other. The striking point here is that after carbon dating, there are strong indications that some overlapping figures were drawn almost 5000 years apart." Hij reflecteert vervolgens: "The sequence and duration of time is unimaginably fast today. We are locked in history, and they were not." 5000 jaar! Hoe kun je je zo'n periode voorstellen? Ik dacht eerst aan de duur van de afgelopen vijf jaar. Vervolgens kon ik nog een redelijk beeld krijgen van hoe lang de laatste 50 jaar waren. De laatste 500 jaar worden al moeilijk. En dan 5000 jaar… Hoeveel gebeurt er wel niet in zo'n lange tijd? Hoeveel culturele veranderingen zijn er geweest tussen de mensen die de eerste tekening maakten en de tweede? Uit deze donkere zeeën van tijd komen de schilderingen van Chauvet naar boven als plotselinge lichtpunten, als een spetterende blijkgeving van menselijke aanwezigheid.
Nog een scène die dat gevoel sterk bij me teweegbracht ging over muziek. Er zijn in Zuid-Duitsland enkele fluiten teruggevonden van wel 35.000 jaar oud. Dit zijn 's werelds oudste muziekinstrumenten. Onderzoekers hebben exacte replica's van deze fluiten gemaakt, en ze bleken toen gestemd te zijn in de pentatonische schaal. Voor wie geen muzieknerd is: dit is een akkoord wat vandaag de dag nog steeds in veel muziek gebruikt wordt. We weten niet wie precies de fluiten maakten, wat voor deuntjes ze speelden en waarom, maar dát er iemand fluit speelde kunnen we vaststellen. Met zo'n vondst spreekt de oertijd opeens heel levendig. Ik kon de oertijd horen. Ik kon met dezelfde toonladder een deuntje spelen. Ik kon een fluitspeler voor me zien in een veld in de prehistorie. Een fantasie nog steeds, maar dan met een hele redelijke grond. En zo werd die fluit deel van mijn film, en een van de personages werd 'de fluitspeler' (bijzonder feit hierover: in de docu bespeelt een archeoloog genaamd Wulf Hein zijn replica van de fluit. Ik heb de man online kunnen vinden en gevraagd of hij me kon helpen met de film. Hij heeft toen een fluit voor me gemaakt, maar deze is vervolgens kwijtgeraakt in de post…).
Een latere scène toont de tekening die het verhaal van mijn film inspireerde. We zien eerst dierentekeningen die beweging suggereren: neushoorns die op elkaar in beuken en leeuwen die naar prooien om de hoek lijken te kijken. Dit alles op golvende rotswanden: "For them, the animals perhaps appeared moving, living… The walls themselves are not flat, but have their own dynamic, their own movement, which was utilized by the artists." Het lijkt in dit soort grotten vaak alsof de tekenaars oppervlaktes kozen die bijdroegen aan een 3D-effect, zodat lichaamsdelen werden benadrukt en een wand een verhaal kon vertellen. En toen toonde Herzog de bizon met de acht poten, een tekening die zeker geen anatomische fout bevatte: "We should note that the artist painted this bison with eight legs, suggesting movement, almost a form of proto-cinema." Wat een bijzonder schilderij! Mijn fantasie ging los op wat de mogelijke ontstaansgeschiedenis van de tekening. Hoe zou die prehistorische mens ertoe zijn gekomen om die bizon zo te tekenen?
Tenslotte las ik nog een boek, The Dawn of Everything (2022) van David Graeber en David Wengrow. Deze auteurs scheppen een grootse nieuwe kijk op de geschiedenis, gebaseerd op de nieuwste archeologische inzichten en een diepgaande blik op indigenous peoples, met een vleugje anarchistisch activisme. Het clichébeeld van de oertijd is dat mensen in "small, egalitarian roaming bands" leefden. Vrij en ongedwongen, zonder veel bezit of hiërarchie. Tot de landbouw roet in het eten gooide door een vaste woonplaats, bezit en zodoende maatschappelijke ongelijkheid te introduceren. Dit beeld, wat terugvoert op Rousseau, is inmiddels achterhaald door de archeologie, en wordt ook ontkracht door eigentijdse beschrijvingen van inheemse stammen die in Noord- en Zuid-Amerika leefden voor de komst van de Europeanen vanaf 1492.
Jagers-verzamelaars leven blijkbaar lang niet altijd 'onderweg' maar spenderen soms grote delen van het jaar op één plek. Sommige gebieden waren vroeger zo rijk aan voedsel dat de bewoning (semi-)permanent werd. Zonder dat mensen meteen boeren werden overigens. Er zijn nederzettingen in Oekraïne teruggevonden waar duizenden mensen in stenen huizen woonden zonder ook maar een spoor van landbouw. Veel stammen hadden waarschijnlijk een ritme waarbij ze in de winter rondtrokken in kleine groepen, wanneer het voedsel schaars was, en kwamen vervolgens iedere zomer bij elkaar met honderden individuen of meer wanneer het voedsel in overvloed was. Zo was de zomer een gelegenheid voor culturele festiviteiten, de uitwisseling van partners, politieke experimentatie, kortom een tijdelijk intense samenkomst van mensen.
Dit broeide in mijn fantasie en ik kon The Dawn of Everything niet neerleggen. Hoe zou zo'n bijeenkomst in zijn werk gaan? Wat voor wilde feesten konden er wel niet geweest zijn in het diepe verleden? Er is in Europa geen groot 'feestterrein' teruggevonden uit de IJstijd, maar dat zegt niets. Door 30.000 jaar aan geologisch geweld kan er van zo'n bijeenkomst geen spoor meer overblijven. Bedenk je maar eens dat de kustlijn van Europa voor de IJstijd vaak 100 meter lager lag dan nu. Een grote hap van Zuid-Frankrijk ligt momenteel onder water, waar er eerst bewoonbaar gebied was. Het feestterrein kan dus voor de kust van Nice liggen, of compleet zijn vernietigd. Of we hebben het gewoon nog niet gevonden. Kortom, de prehistorie was nog nooit zo intrigerend, en door de rijke kennis van The Dawn of Everything had ik een theoretisch frame gekregen om een verhaal te vertellen. Ik was overtuigd: ik moest en zou een epische film in de steentijd gaan maken. Een verhaal groeide over een jonge jager die gewond raakt aan zijn schouder en zo niet meer kon jagen. Hij zou zichzelf opnieuw uitvinden als verhalenverteller, tekenaar en sjamaan, en het pad daarheen voltooien tijdens de grote bijeenkomst van de zomer.
Een grote studiofilm maken is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Ik was met volle moed aan het filmscript begonnen, maar ik kwam er wel achter dat een studio niet zomaar miljoenen neerlegt wanneer je een idee instuurt (en soms laten ze je niet eens zelf wat insturen). Toen gaf Freek (waar ik al filmpjes mee maakte op de middelbare school en die nu regisseert bij o.a. Het Klokhuis) me de gouden tip: waarom maak je niet eerst een korte film? Dan is het behapbaar, en kun je oefenen met alle concepten. Met een klein budget en niet te veel cast & crew. Dan is het allemaal zelf te doen, een opstapje naar wat groters. Zo werd mijn droom haalbaar, de eerste stappen konden worden gezet.
Plannetjes gingen zich al snel vormen en ik haalde ontzettend veel plezier uit het opzetten van deze film. Een korter, veel simpeler verhaal ging zich naar het short film format voegen. Ik benaderde een tiental archeologen, die me hele epistels met adviezen teruggaven, en schreef notitieboeken vol met ideeën. Regelmatig koffie doen bij Freek. Ik kreeg door dat er ontzettend veel moest gebeuren, maar ik wist het behapbaar te houden door als volgt te werk te gaan. Ik maakte een lijst van dingen die uiteindelijk moesten worden geregeld en vroeg dan aan mezelf "Wat is nou het meest moeilijke? En wat heb ik echt nodig voor ik weer door kan met andere dingen?" Een van de eerste moeilijke dingen was bijvoorbeeld een grot vinden. Heb jij een grot thuis die ik kan gebruiken? Nee, ik ook niet, maar het zou toch wel heel gaaf zijn om een film over een grottekening echt in een grot te kunnen maken.
De beheerders van de mergelgrotten in Limburg stonden, op z'n zachtst gezegd, niet bepaald open voor een filmproject als de mijne. Frankrijk of Duitsland zou waarschijnlijk te ver zijn, en daar zijn de grotten ook niet voor het oprapen of zo. Maar via mijn opa ontmoette ik toen een ontzettend vriendelijke archeoloog, Jeroen Snelten. Hij had niet alleen goede adviezen in het algemeen, hij wist ook nog wel een verlaten mergelgrot in België waar we zonder problemen zouden kunnen filmen. En inderdaad, we bezochten de grot met mijn vader, en de grot was verlaten, had de juiste vorm, de goeie wanden. En er komt bijna niemand.
Zo is de film stap voor stap gegroeid, en nu zitten we in de crowdfunding en is de eerste opnamedag al over een maand. Ontzettend spannend allemaal en ongelofelijk dat het allemaal is gelukt tot zover. Nu nog de draaidagen!! Als je tot hier hebt gelezen, super bedankt voor je donatie, en ik hoop je te zien op de première!
5 April 2024